De afgelopen twee maanden heb ik me in mijn nieuwe rol als voorzitter van de Landelijke Huisartsen Vereniging ondergedompeld in de huisartsenzorg. Een sector die ik uit vorige banen als ziekenhuisbestuurder en burgemeester al kende, vanuit een ander perspectief weliswaar. Met de indrukwekkende verhalen uit de huisartsenpraktijken die ik bezocht, zou ik met gemak drie van deze columns kunnen vullen.
Een impressie die ik graag met u deel is de realiteit van de achterstandswijk. De huisartsen in dergelijke wijken zijn nog meer dan elders vertrouwenspersoon van hun patiënten, laagdrempelig eerste aanspreekpunt in hun eigen wijk. Nergens is de zogeheten vermaatschappelijking van de zorg dagelijks zichtbaar in de praktijk. Mensen met een psychiatrische aandoening, een verstandelijke beperking en nu ook de ouderen: iedereen is terug of blijft in de wijk. Als burgemeester maakte ik ook de transitie van ouderen- en jeugdzorg naar de gemeenten van nabij mee. Heeft deze transitie echt een kans gekregen, terwijl er vanaf dag één bezuinigd moest worden? Jaren later zijn de gevolgen van deze grote verschuiving goed zichtbaar, vooral ook in de huisartsenpraktijk.
Natuurlijk melden patiënten zich bij hun huisarts met grote en kleine medische vragen. Maar ook met zorgen over hun financiële situatie, formulieren die ze niet begrijpen en ruzie met de buren. Zelfs een kapotte koelkast komt voorbij. Er is bijna nooit een simpel medisch probleem, maakten de achterstandsdokters me stuk voor stuk duidelijk. Vrijwel altijd zit er een welzijsvraagstuk achter.
De patiënten van huisartsen in achterstandswijken zijn vaak kwetsbaar. Ze zijn vaker laagopgeleid en soms ook laaggeletterd, hebben soms een taalachterstand, schulden of zijn werkloos, of een combinatie hiervan. Logisch dat ze hun toevlucht zoeken bij de dokter die ze kennen. In de afgelopen periode heb ik met bewondering gezien hoe huisartsen in een aantal steden de wijk in gaan of op de markt het gesprek met deze mensen aangaan. Daar treffen ze elke keer weer moeilijke bereikbare mensen. Een gesprek met ‘de dokter’ kan ook vaak praktische bezwaren of eventuele twijfels tegen vaccinatie wegnemen. Stukje bij beetje slagen zij er zo in om de vaccinatiegraad in hun wijken te verhogen.
De huisarts is bij uitstek een medisch generalist, die naar de hele mens binnen zijn of haar context kijkt. Dus ook met de vraag onder de vraag, het probleem onder het kwaaltje, de mens achter de ziekte. Tegelijkertijd kunnen huisartsen en hun team niet alles. De stapeling van taken en verantwoordelijkheden eist zijn tol. Een lokaal netwerk en samenwerking met andere zorgprofessionals in de wijk zijn onontbeerlijk. Contact en samenwerking met de gemeente ook.
De veranderingen in de huisartsenzorg zijn snel gegaan in de afgelopen tien jaar. En toch is de basis gelukkig hetzelfde gebleven, en werken huisartsen vanuit dezelfde kernwaarden. Om dat goed en doelmatig te kunnen blijven doen is het cruciaal dat het sociale domein zijn verantwoordelijkheid blijft nemen en er nog betere afstemming is met de huisartsenzorg. Natuurlijk is de samenwerking tussen eerste lijn en tweede lijn belangrijk en biedt deze kansen. Maar samenwerking tussen huisartsenpraktijken en welzijnswerk in brede zin van het woord is naar mijn mening een cruciale randvoorwaarde voordat we nadenken over verdergaande substitutie.
Mirjam van ’t Veld, voorzitter Landelijke Huisartsen Vereniging
Bron: Medisch Contact